Ik denk van wel. Je moet namelijk bij iedere aanpassing die je maakt, doorrekenen welke invloed dit heeft op je andere instellingen en je beeld. Ervan uitgaande dat je de ISO-waarde in landschapsfotografie vaak zo laag mogelijk wilt houden om storende ruis te voorkomen, zal het vooral de sluitertijd zijn die je dan nog moet aanpassen (hallo belichtingsdriehoek). Als je zelf niet wilt (of kunt) rekenen, kun je ook afgaan op de lichtmeter op je camera. Hierover straks meer.
De A-stand
Zelf fotografeer ik in de meeste gevallen in de A-stand. De A-stand staat voor ‘Diafragmavoorkeuze’. Je stelt je diafragma, je lensopening, handmatig in op bijvoorbeeld f/11, waarna de lichtmeter van je camera zelf de optimale sluitertijd berekent en instelt. Zo heb je in feite één handeling minder dan in de M-stand, waarbij je de sluitertijd dan zelf nog in moet stellen. Kind kan de was doen dus.
Zou je denken. Want nu begint het échte werk. De lichtmeter is namelijk ingesteld op alledaagse lichtomstandigheden. Prima voor overdag dus, maar niet altijd in situaties met grote contrasten, zoals bij een heldere zonsondergang. Als je dan de opname op je camera terug ziet, is je voorgrond vaak te donker, of misschien je lucht wel te licht.
Contrasten
Wat is er dan mis gegaan? Camera’s zijn simpelweg niet zo goed uitgerust om balans in contrast te vinden, zoals het menselijk oog dat wel is. Daarom zal je moeten compenseren in je belichting. Dat kan in de A-stand gemakkelijk met je belichtingscompensatie, de (+-) knop. Hiermee kan je in kleine stappen nauwkeurig bij- of onderbelichten, zodat je een zo gebalanceerd mogelijk beeld krijgt.
Die balans kun je proberen te zien in je foto, maar kun je beter aflezen in je histogram. Dit is een grafiek die de hoeveelheid lichte en donkere tinten aangeeft. Hoe dit werkt, kun je lezen in een later blog. Gelukkig worden moderne camera’s steeds beter in het lezen van contrasten, maar die camera's geven ze ook niet zomaar weg.
Nóg niet goed genoeg
Het kan zijn dat je, na al het voorgaande te hebben toegepast, alsnog niet tevreden bent met het resultaat. Omdat je een tikkeltje perfectionistisch bent ingesteld (net als ik). Je histogram krijg je maar niet in balans, en je komt er in de bewerking achter dat er niet veel meer te redden valt. Lichte delen zijn uitgebeten, of donkere delen zijn niet goed lichter te maken zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit. Ondanks dat je goed op je lichtmeter en histogram hebt gelet, is het contrast alsnog te hoog geweest. Wat nu?
Je zult een filtersysteem met grijsverloopfilters van kostbaar glas moeten aanschaffen. En het was al zo een dure hobby...
Gelukkig bestaan er ook andere manieren, zoals de zogeheten ‘exposure-blending’ techniek. In het kort uitgelegd: hierbij maak je minimaal 2 opnames, één belicht op de schaduwen (voorgrond) en één op de hooglichten (de lucht). In je nabewerking 'meng' je deze beelden dan door elkaar in een programma als Photoshop.
Gebruik je dan nooit de M-stand?
Zeker wel! De M-stand komt goed van pas bij het werken met grijsfilters. Hierbij werk je vaak met langere sluitertijden, omdat het filter de hoeveelheid licht die de sensor bereikt beperkt. Je moet dus compenseren met een langere belichting om een veel te donkere belichting te voorkomen. Die langere sluitertijd kan in het landschap mooie effecten opleveren, zoals uitgestreken wolken en mistige golven. Lees hierover meer in
mijn blogpost over dit onderwerp.
Daarnaast is bij het maken van panorama’s het werken met de M-stand een must. Een panorama maak je met meerdere foto’s, zodat je een extreem wijd beeld krijgt. Heb je de camera daarbij in de A-stand staan, dan krijg je per beeld een andere belichting, afhankelijk van waar je je camera op richt. Richt je bijvoorbeeld op de zon, dan is de hoeveelheid licht vele malen sterker dan wanneer je de zon niet in beeld hebt. Daardoor zal je sluitertijd bij de beelden verschillen. Zo wordt het een haast onmogelijke taak om een goede samenvoeging te krijgen in je nabewerking.
Tot slot
Er is wat mij betreft geen gouden standaard als het aankomt op welke instellingen je kiest, als het maar zijn doel dient. Kijk vooral goed naar welk eindresultaat je voor ogen hebt. Daar pas je vervolgens de fotografeerstand en belichtingen op aan. Wees hierin flexibel. Soms heb je daar extra hulpmiddelen zoals filters voor nodig, maar het kan ook lonen om je te verdiepen in diverse technieken van de nabewerking.
Heb jij iets gehad aan deze blogpost? Misschien gebruik je zelf ook wel andere technieken of manieren om tot jouw eindresultaat te komen? Ik ben altijd nieuwsgierig, dus laat het mij vooral weten!