De term belichtingsdriehoek staat voor het evenwicht tussen de drie onderdelen die samen een soort heilige drie-eenheid vormen in de fotografie, namelijk:
1. Diafragma (kijkgat van je lens)
2. Sluitertijd (deurwachter)
3. ISO (sensorgevoeligheid)
Door te variëren met diafragma, sluitertijd en ISO bepaal je de hoeveelheid licht die je camera-sensor bereikt. Zie de sensor van je camera als het stel hersenen die het licht vertaalt in beeld: je vastgelegde foto. Alle onderdelen tezamen moeten in balans zijn om een goed belichte foto te krijgen.
Om dit te verduidelijken eerst een korte uitleg over de afzonderlijke invloed van ieder onderdeel.
We gaan van start!
1. Diafragma
Het diafragma is het kijkgat van je lens. Hoe groter dit kijkgat, hoe meer licht je camera binnenkomt.
Een groot diafragma geven we aan met een laag getal (hoezo tegendraads?). Je kan het kijkgat van je lens groter of kleiner maken door je diafragma-waarde ('f') in te stellen op je camera. Een grotere opening betekent meer licht op je sensor. Zodoende heb je dus direct invloed op de hoeveelheid licht die je laat doorkomen. Op je camera is de Diafragma-voorkeuze stand aangegeven met A of Av.
Scherpte-diepte
Daarnaast heeft je diafragma invloed op de scherpte-diepte. Hoe lager de diafragma-waarde, hoe kleiner het gedeelte wat scherp is in je foto. Dit kan een mooi effect zijn om een onderwerp uit zijn omgeving te trekken.
Met bijvoorbeeld portretten werkt een laag diafragma-getal erg goed om de aandacht op het model te vestigen. Bij een weids landschap wil je over het algemeen zoveel mogelijk van het beeld scherp hebben, zodat het geheel je aandacht pakt. Hier kies je een hoger diafragma-getal voor. Per lens verschillen de waardes voor optimale scherpte, maar over het algemeen zit je vanaf f9 tot f16 goed. Ga je daarboven, dan verlies je juist weer scherpte.
2. Sluitertijd
Voor je camerasensor zit een soort deurtje (a.k.a. de ‘sluiter’) die open en dicht kan. De term ‘sluitertijd’ staat voor de hoeveelheid tijd dat dit deurtje open staat, en dus hoeveel licht op de sensor van je camera schijnt. Je als het ware de deurwachter door deze tijd in te stellen. Dit kan vanaf fracties van seconden tot zoveel als minuten lang. Bij een fractie van een seconde moet je denken aan bijvoorbeeld 1/200e van een seconde. Op je camera is de Sluitertijd-voorkeuze stand aangegeven met S of Tv.
Beweging
Hoe lang je de sluiter open laat staan heeft veel invloed op je uiteindelijke beeld. Het bepaalt in sterke mate de hoeveelheid beweging die je in een foto ziet. Als de sluiter maar heel kort open staat (1/2000e van een seconde), dan bevries je het beeld als het ware. Wanneer je hem 1 seconde open laat staan, dat zie je de beweging van de terugtrekkende golven in je beeld.
De ingestelde sluitertijd kan een creatieve keuze zijn binnen de landschapsfotografie. Door een donkergekleurd glazenfilter op je lens te zetten, beperk je de hoeveelheid licht die binnenkomt. Zo kun je de sluitertijd tot zelfs minutenlang oprekken. Hierdoor kun je prachtige en haast surrealistische beelden maken. Meer hierover lees je in de blogpost 'Landschapsfotografie met lange sluitertijd'.
3. ISO
ISO is het meest technische (en daarmee voor mij meest vage) onderdeel van de heilige drie-eenheid binnen de fotografie. Het staat, simpel uitgelegd, voor de lichtgevoeligheid van de sensor. Een hogere ISO-waarde versterkt als het ware de gevoelssprieten van de sensor voor het licht. Zodoende krijgt de sensor het toch voor elkaar om meer in beeld te krijgen tijdens omstandigheden met weinig licht, zoals in een slecht verlichte kamer of in de avond. Knap staaltje techniek als je het mij vraagt (maar vraag me alsjeblieft niet om er verder over uit te weiden). Op je camera zit vaak een aparte knop om je ISO-waarde in te stellen, maar je kunt dit ook doen vanuit je menu.
Rrrrruis (voel je die rilling over je rug lopen?)
Over het algemeen is het binnen de landschapsfotografie wel handig om de ISO-waarde zo laag mogelijk te houden, omdat er een nadeel zit aan het verhogen van de ISO. Een hoge ISO-waarde (bijvoorbeeld 6400) geeft namelijk ruis. En ruis zorgt voor een klodder rommelige korrels over je foto. Dit wil je liever niet terug zien op een grote afdruk die als je 'pièce de résistance' boven de schouw hangt.
Toch is ruis niet in íedere situatie slecht. Stel je wilt een meeuw bevriezen in de lucht, dan heeft het de voorkeur om bewegingsonscherpte te voorkomen door te kiezen voor een hogere ISO. Op die manier heb je dan tóch die schreeuwlelijk scherp in beeld, ten koste van iets meer ruis.
Alles tezamen: je belichting controleren
Je camera is erop ingesteld om een zo goed mogelijke belichting te krijgen. Dat betekent: niet te licht, niet te donker. De bovenstaand genoemde onderdelen van de belichtingsdriehoek zullen dus in balans moeten zijn, omdat ze ieder voor zich invloed hebben op de hoeveelheid licht die de sensor bereikt.
Je kunt zien aan je beeld en lichtmeter of er sprake is van een goede balans. Je lichtmeter zie je op je display, in je zoeker of in Liveview terug. Bij een (volgens je camera) juiste belichting, staan er geen uitgeslagen streepjes naar een van de zijkanten. Veel accurater nog kun je de belichting aflezen aan de hand van je histogram. Hoe je dit doet lees je in een volgend blog.
Wat dit alles betekent voor je foto’s
Onthoud bovenal dit: actie geeft reactie. Als bij een goede lichtmeting het diafragma bijvoorbeeld wordt vergroot (en er dus meer licht binnenkomt), dan zal ook de ISO of sluitertijd verlaagd moeten worden om een goede balans in de lichtmeting te houden. Hetzelfde geldt wanneer de sluitertijd wordt verlengd: dan zal de ISO-waarde lager, of het diafragma verkleind moeten worden om de balans te behouden.
Schiet je in de Diafragma-voorkeuze- (A/Av) of sluitertijd-voorkeuze stand (S/Tv), dan worden deze waardes automatisch door je camera aangepast aan de lichtmeting. Schiet je in de Manuele (M) stand, dan zul je zelf de aanpassingen moeten maken.
Moet ik het nu dan snappen?
Ik herken je gevoel. Ook bij mij ging het tollen toen ik voor het eerst hierover las. Hoe goed het soms ook beschreven en geïllustreerd wordt. Je hoeft niet alles meteen te doorgronden, zolang je maar begrijpt dat er íets gebeurt op je camera zodra je aan dat wieltje draait, in wat voor stand je de camera dan ook hebt staan. Want pas je één onderdeel aan, dan hoort dus ook minimaal één van de twee andere componenten te veranderen.
Ga het allemaal vooral eens in de praktijk uitproberen. Kies er voor om niet in de volledig automatische stand te fotograferen, maar in bijvoorbeeld de Diafragma-stand. Kijk wat er gebeurt met je instellingen en je foto. Op deze manier ga je de verhoudingen beter leren begrijpen, zodat je weet wat je kunt aanpassen om toch te komen tot die ultieme foto.
Tot slot
Uiteindelijk ben jíj de baas, niet je camera. Wil jij juist een donkere voorgrond om een mooi silhouet te maken, dan stel jij de camera zo in (die heeft maar gewoon te luisteren!).
Kennis over de belichtingsdriehoek helpt je vooral begrijpen waarom sommige foto’s 'niet gelukt' of bewogen zijn. Uiteraard komen er nog veel meer zaken om de hoek kijken, zoals het gebruiken van een statief of (verloop)filters, de weersomstandigheden en belichtingscorrecties. Om maar te zwijgen over de nabewerking. Parkeer dat alles nog even.
Mijn gouden tip na dit alles: ga naar buiten, lekker pielen met je instellingen!
Heb jij iets gehad aan dit blog? Vond je het verhelderend of juist benevelend? Laat het me weten, ik hoor graag van je terug!